Criminoloog Tom Decorte (UGent), econoom Paul De Grauwe (KU Leuven) en toxicoloog Jan Tytgat (KU Leuven) evalueren de resultaten van het Belgische cannabisbeleid.
De belangrijkste doelen van het Belgische cannabisbeleid zijn:
1. een daling van het aantal afhankelijke burgers;
2. een daling van de fysieke en psychosociale schade die cannabismisbruik kan veroorzaken; en
3. een daling van de negatieve gevolgen van het cannabisfenomeen voor de samenleving (waaronder de maatschappelijke overlast).
Deze doelen zijn onder meer verankerd in de federale beleidsnota drugs van 19 januari 2001, en gestoeld op de aanbevelingen van de parlementaire werkgroep drugs (1997). Bijna twintig jaar na de aanbevelingen van de parlementaire werkgroep, en meer dan tien jaar na de Federale Beleidsnota Drugs (2001) is, in het licht van de maatschappelijke ontwikkelingen, het ogenblik rijp voor een kritische evaluatie van het resultaat van de doorgevoerde maatregelen.
Het Belgische cannabisbeleid is er de afgelopen decennia niet in geslaagd zijn objectieven te verwezenlijken. Door de fundamentele paradox van repressie (hoe intenser en effectiever de repressie, hoe groter de winstgevendheid van illegale drugsproductie en –handel) kan de overheid het aanbod niet beïnvloeden, en leidt het beleid hooguit tot geografische verschuivingen en gedaanteveranderingen. Bovendien creëert de paradox vele onbedoelde gevolgen: een ‘criminele’ cannabismarkt, corruptie, aantasting van andere economische sectoren, en op het internationale vlak, gewelddadige conflicten, bedreiging van de democratische instellingen en ecologische schade. De overheid bezit geen ‘tools’ om de samenstelling en de kwaliteit van illegale cannabis te controleren, en de marketingstrategieën van cannabisproducenten te beïnvloeden. Bovendien heeft een repressief beleid weinig of geen aandacht voor de onderliggende persoonlijke en maatschappelijke voedingsbodem van problematisch druggebruik. De bijzonder grote overheidsuitgaven die gepaard gaan met het opsluitingsbeleid en met de vruchteloze strategieën om het aanbod te doen slinken, verdringen meer kost-effectieve en op wetenschappelijke evidentie gebaseerde investeringen in de reductie van de vraag en schadebeperking.
Het debat over alternatieve reguleringsmodellen voor cannabis wordt vaak overheerst door polariserende standpunten (streng versus laks, liberaal versus repressief) en de belangrijkste argumenten tégen een debat over alternatieven voor de criminalisering van cannabis, zijn gebaseerd op foutieve veronderstellingen. De beleidsoptie van een gereguleerde markt voor cannabis is een ernstige optie die even nauwgezet moet worden bestudeerd, als het continueren of intensifiëren van het huidige beleid. De wereldwijde ervaringen met het reguleren van tabak, alcohol en geneesmiddelen zijn een belangrijke leerschool inzake regulering van de productie, de distributie en het gebruik van cannabis, en de normen waaraan cannabisproducten moeten voldoen. Regulering kan geen ‘oplossing’ bieden voor het cannabisgebruik in onze samenleving, maar het biedt wel meer mogelijkheden om het cannabisgebruik (en de schade en de risico’s die daarmee samenhangen) te reduceren en de aantrekkingskracht van de illegale handel voor en de winstmarges van professionele criminelen te verminderen.
De auteurs pleiten daarom voor:
1. een kritische evaluatie van de resultaten en onbedoelde gevolgen van het Belgische cannabisbeleid;
2. het beëindigen van de criminalisering en stigmatisering van mensen die cannabis gebruiken en anderen niet schaden;
3. het afbouwen van de repressieve aanpak, en het benutten van de budgettaire middelen die zo vrijkomen voor een geheel van maatregelen die de vraag ontmoedigen;
4. het ernstig bestuderen van de beleidsopties van een gereguleerde markt voor cannabis; en
5. het experimenteren met modellen van wettelijke regulering van cannabis.
De integrale visietekst vindt u hier