aardpeer

Zoals het een brave burger des Vaderlands betaamt, trakteerde ik mezelf deze middag op een paar nylonkousen. Heren: donker kostuum, hemd en das, klassieke schoenen. Dames: jurk of mantelpak, klassieke schoenen. Wie uitgenodigd wordt door Zijne Majesteit de Koning, volgt maar beter nauwgezet de aanbevolen kledingvoorschriften. De jurk kocht ik enkele jaren geleden voor de 80ste verjaardag van mijn schoonvader. Tot nog toe beperkte de bruikbaarheid ervan zich tot deze ene feestelijke aangelegenheid. Ze bleek wat strakker dan ik dacht.

Misschien had ik deze keer toch beter geluisterd naar de goede raad van mijn lieve schoonzus. ‘Oei’, sprak ze luid en klaar. We zaten aan de jaarlijkse koffietafel ter ere van de Sint. Haar ogen gleden van mijn hoofd naar mijn tenen. Het tafelkleed werd even opgetild. Ter hoogte van mijn met modder beklede relikwieën bad ze een weesgegroetje. Bos en hei, weer en wind, drek en klei: Een uitleg over de waarde van mijn stapschoenen zou ze niet begrijpen. In de hoop alsnog een einde te maken aan haar rozenkrans besloot ik met de woorden: ‘Gods wegen zijn ondoorgrondelijk’.

Helaas. ‘Je mag dit kleed wel lenen’, zei ze, en streek sierlijk over de zwarte stof op haar knieën. Vol goede bedoelingen maakte ze hiermee duidelijk zelf dagdagelijks als een prinses over de aarde te struinen, terwijl ik er dan zelf, ocharm, vaak tot aan mijn knieën inzakte. Ik, brave burger, stemde toe, al leek haar gewaad mij meer een bloemzak dan een baljurk. Het was tenslotte het kerstfeest van de koning.

Maar dus, ik koos voor de Emma Panty 120 den Mat, Super opaque Microfiber 3D met Comfort Waistband. Basic vermeldde de verpakking nog. Meteen sloeg de twijfel toe: ‘Moet ik nog op zoek naar een Luxe?’ Veel tijd was er niet. Op weg naar huis kocht ik een handtas – een rugzakje paste niet meer bij mijn tweedehandse Thomas Hilfigerjas – en voor het geval het zou regenen, een paraplu. Ik  vervolledigde mijn aankopen met een glinsterend truitje uit een etalage. Dit zou mij ongetwijfeld doen schitteren tussen de koninklijke kerstverlichting. Ik gaf dat na de festiviteiten wel door aan mijn schoonzus. Of beter, ik legde het gewoon met een strik errond voor haar onder de kerstboom.

Een voor een kwamen de genodigden binnen: mantelpak, das, das, rode jurk, mantelpak, kostuum,  das, mantelpak. Een por in mijn zij: ‘Daar, ene zonder plastron!’ Inderdaad, twee meter voor mij, in een naar koninklijke normen twijfelachtig blauw, verscheen een man, stralend in het pak, maar zonder das: Nic Balthazar! ‘Niets was alles wat hij zei’, spookte het door mijn hoofd. In zijn geval was dat ook niet nodig. De lampen van de enorme luchter gaven het kale hoofd zijn schone glans. ‘Film die dasloze’, dacht ik nog, maar het was te laat: Alle lenzen werden gericht op de komst van Zijne Majesteit de Koning en de voltallige koninklijke familie.

Waarachtig, ik telde de rijen en Hare Majesteit de Koningin bleek, met 10 stoelen ertussen, in dezelfde rij te zitten als ik. Meteen vertraagde mijn ademhaling met 10 tellen per minuut. Het concert kon beginnen. Het boekje op mijn schoot liet me weten dat ik luisterde naar Lorenzo Gatto. ‘Hij bespeelt de Joachim Stradivarius uit 1698’, las ik. ‘Wie leest nu nog een Hubert Lampo?’, vroeg iemand zich de avond tevoren tijdens een literair cafébezoek smalend af. ‘Volkomen onterecht’, dacht ik nu, ‘dat hoongelach met boekenlijstjes uit de oude tijd. Joachim Stiller draait zich om in zijn graf. Violen of boeken, het maakt niet uit, goed is goed.’

Na een ‘Stille Nacht’ volgden de koninklijke hapjes. ‘Mag je dat zo nemen?’, vroeg ik me af. Iets te luid, want ik schrok van de stem van de ongeduldige dame naast mij: ‘Natuurlijk, daar staat het toch voor!’ Ik nam een glas water. Opnieuw een por in mijn zij: ‘Ze bedienen je.’ Ik plaatste mijn glas op het plechtig aangereikte zilveren plateau voor mij en nam het hier vervolgens even plechtig terug af. Ik wilde de vriendelijke lakei niet in verlegenheid brengen! Hij deed zijn werk met zoveel passie dat ik hem met een knipoog bedankte. Hij knipoogde terug als een oude vriend die weet hoe de vorken aan de stelen zitten. Ik draaide me om en botste op de lach van Nic. Stilzwijgend prees  ik hem voor zijn uitzonderlijke inzet voor het klimaat, voor zijn mooie taal, voor zijn vrouw (en haar fotoboeken) en voor zijn film over Ben Niks. Niets was alles wat hij zei.

‘S’il vous plaît’, klonk het nu achter mij, ‘topinambour’. ‘Dank u wel’, zei ik. Ze vervolgde in haar beste Nederlands: ‘Aardpeer – stopte even (blij dat ze het juiste woord gevonden had) – met een beetje kaviaar.’ Ik at het op. Ze wist vast niet dat topinamboer ook wel knolzonnebloem of Jeruzalemartisjok genoemd wordt, dat het een plantensoort is uit het geslacht Helianthus en dat deze plant in 1605 ontdekt werd door ene Samuel de Champlain bij de Huron-Indianen in Noord-Amerika. Doet er ook niet toe. Van belang is dat de knol nu, na meer dan vier eeuwen, op zilveren schotels wordt rondgedragen als was het de blote keizer in zijn draagstoel uit het sprookje van Hans Christian Andersen uit 1837.

Ik zag Emanuel en Eleonore een hapje weggritsen voor ze verdwenen tussen de kleren van de ruim 400 genodigden. Uit nieuwsgierigheid stelde ik mijn gezelschap voor de prins en de prinses te volgen. Onderweg passeerden we prinses Astrid, die als engel perfect paste in het decor van de majestueuze kerststal. In de spiegelzaal knetterde het haardvuur onder het met anderhalf miljoen Thaise juweelkevers bezette plafond: Giraffenpoten, vissen, afgekapte handen en twee doodshoofden. ‘De Tuin der Verrukking zit vol geheime boodschappen’, onthulde Fabre na het lijmen van zijn kunstwerk. En zo had zelfs Paola de koninklijke schuld aan het koloniaal verleden met glans beklonken: Eigenhandig vormde ze in scarabee de letter P.

Nog ijverig zoekend naar het tweede doodshoofd, ontwaarde ik in de verte een blauwe waas. ‘Tijd om naar huis te gaan’, stelde ik voor. Ik nam een omweg en baande me een weg langsheen de groten der Belgische aarde. Ik knikte vriendelijk en beschaafd. Niets was alles wat hij zei. Maar hij beantwoordde mijn groet met een hemelsblauwe lach. En dit is wat ik dacht: ‘Aardpeer… met een beetje kaviaar.’

Ik daalde de trappen af, verloor net niet een van mijn schoonzus geleende hooggehakte schoenen en verdween in het donker.

 

ann